woensdag 3 september 2014

Tapdance van Louis Andriessen: onder laagje vernis loert het verval

Zaterdagmatinee: Andriessen, Namavar, Reich, Adams. Colin Currie, Gerard Bouwhuis, Pauline Post, VocaalLAB, Asko|Schönberg o.l.v. Reinbert de Leeuw
Amsterdam, Concertgebouw, 24/5
Na een problematische uitvoering van zijn vorige werk, Mysteriën, door het Concertgebouworkest, kan Louis Andriessen terugzien op een indrukwekkende première van Tapdance, de nieuwe compositie die hij schreef voor zijn eigen 75ste verjaardag op 6 juni. Basgitaar, saxofoons en drumstel schuiven aan bij de musici van het Asko|Schönberg. Colin Currie, de Britse slagwerker, treedt aan als tapdanser die niet de tapschoenen aantrekt, maar met stokken een houten plaat op een tafeltje bespeelt. De dans is belangrijk in het stuk, maar tegelijkertijd is het niet meer dan een dun laagje vernis. Vlak onder de oppervlakte loert het verval.

Meteen al zijn er signalen dat het 15 minuten durende werk over meer gaat dan over speelse virtuositeit. Dwars door de harmonieuze inleiding van de pianisten Pauline Post en Gerard Bouwhuis heen zijn er niet alleen fijnzinnige houtblazers- en harpklanken, maar dringt zich af en toe een brutale schreeuwtoon op.

Er ontstaat een swingend dansritme, met basgitaar en koperblazers, waarop Currie met rake accenten zijn danssolo speelt.

Maar dan zijn er trompetten die zacht maar dwingend onheil aankondigen. Currie loopt traag van zijn tapinstrument naar de marimba en de sfeer slaat om. Tijdens zijn grote solo is hij alleen.

Ook de weg naar de laatste episode van Tapdance legt Currie af met een theatrale traagheid. Links op het podium staat één pauk. Tastend met zijn voet verstemt hij het instrument in een aangrijpend duet met slagwerkers van het Asko|Schönberg. En dan is er het slot, met trage onheilsklappen op de pauk en een korte herinnering aan de bigband waarmee de tapdanser triomfen vierde. Het einde is eenzaam als een leven dat ophoudt te bestaan.

Andriessens nieuwe werk werd omringd door oude, beproefde composities: Eight lines van Steve Reich, en Grand piano music van John Adams. En door een nieuw, enerverend werk van Reza Namavar (33), Versnelheijdsbinderh. Met tromgeroffel en kopergeschal komt het binnen, fel heen en weer schietend tussen uitzinnig en introvert. Namavar weet zijn ideeën uitstekend te doseren en buit de contrasten uit, soms te opzichtig, vaker knap getimed. Hij houdt je aandacht vast met sirenes en rare stijlsprongen die door het Asko|Schönberg en de dirigent Reinbert de Leeuw briljant werden neergezet.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 24 mei 2014

maandag 1 september 2014

Belvédère wordt beatbox


Vandaag verandert Museum Belvédère in Heerenveen in een gigantisch muziekinstrument. Zes musici bespelen de materialen waaruit het gebouw bestaat: het hout, glas, steen, metaal, de kunststoffen. Ook het geruis van de elektrische apparatuur doet mee in Tasten, een compositie van Arnold Marinissen, de uitvinder van de kunst van het musiceren met gebouwen.

De geschiedenis van Tasten begon vorig jaar. Toen ontdekte Yoram Ish-Hurwitz, pianist en initiator van het Festival Oranjewoud, dat het gebouw eigenlijk al een instrument is. De betonnen platen aan de glazen pui bleken allemaal hun eigen toon te hebben, alsof ze zijn gestemd. Belvédère hoefde alleen nog bespeeld te worden.

Ish-Hurwitz: 'Nee, we gaan zeker niet hard trommelen tegen de pui van het museum. Toen het gebouw werd neergezet, moesten er bomen worden gekapt waarin veel vleermuizen woonden. De platen bieden nu beschutting aan de diertjes.'

Behoedzaam, om het dierenleven niet te verstoren, gaan de musici aan de gang. Met soms maar een wrijfbeweging van een vinger brengen de leden van het Amstel Saxofoonkwartet, de slagwerkster Ryoko Imai en Ish-Hurwitz de platen tot klinken. Het zachte geluid dat ze voortbrengen wordt opgevangen door microfoons en gesampled, samen met de overige materialen die ze ín het museum gaan bespelen.

Binnen, in het auditorium van Belvédère, zit bij de première niet alleen publiek, maar ook Arnold Marinissen. Achter zijn mengpaneel kiest de componist de klankcombinaties voor zijn stuk. Het publiek kan via camera's zien hoe de musici aan de gang zijn. Achtereenvolgens komen ze het auditorium binnen en beginnen ze aan het gedeelte van Tasten dat geschreven is voor hun eigen, vertrouwde instrumenten.

Dat is de passage waarop ze tijdens hun eerste repetitie hard aan het studeren zijn. Marinissen heeft een partituur geschreven waar Ish-Hurwitz en de andere musici hun handen aan vol hebben. Op een teken van de Ryoko barsten ze los in een explosie van springerige, nauwkeurig in elkaar grijpende bouwsteentjes.

Na afloop is Yoram Ish-Hurwitz enthousiast: 'Het stuk zit geweldig goed in elkaar. Gelukkig blijft het niet bij één uitvoering. We gaan in ieder geval de Hermitage bespelen, tijdens het Grachtenfestival, en het Groninger Museum tijdens het Peter de Grote Festival. Ik ben benieuwd naar de klankverschillen tussen die gebouwen. Ook zijn we benaderd door de organisatie van Leeuwarden, de culturele hoofdstad van Europa van 2018. Het is mijn droom om een tournee te maken langs gebouwen in alle tien steden die vanaf 2014 achtereenvolgens culturele hoofdstad zijn geweest. Dat zou recht doen aan de unieke kwaliteiten van dit werk.' 
                                                                 Yoram Ish-Hurwitz 

Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 23 mei 2014

Abbado brengt de noten terug naar hun uiterste eenvoud


Aan het begin van dit jaar stierf Claudio Abbado, de dirigent aan wie ijdel maestrogedrag vreemd was. Als je hem ziet staan op de cover van de live-cd die is gemaakt van zijn laatste concert met zijn Lucerne Festivalorkest, lijken ziekte en dood nog eindeloos ver weg. Ook de kloppende bloedstroom die hij door de hele Negende symfonie van Bruckner stuurt, heeft een kerngezonde kracht.

Hij pompt de noten niet op, maar brengt ze terug naar hun uiterste eenvoud. Daarmee boort hij een kant van de componist aan die je zelden hoort voorbijkomen. Grote Brucknerdirigenten zoeken het nu eenmaal meestal in breedte als het gaat om het treffen van een klankkarakter. De frisse oprechtheid die Abbado in de Negende aantreft, leidt tot een ontdekking van een kant van Bruckner die misschien wel samenvalt met het gevoel achter de tekst die hij bij zijn symfonie schrijft: Dem lieben Gott.


Bruckner: Negende symfonie
Lucerne Festival Orchestra o.l.v. Claudio Abbado
Deutsche Grammophon

Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 13 augustus 2014