woensdag 12 december 2012

'Doornroosje krijgt geen staal maar kale darmen'


Interview met Isabelle Faust

De meeste violen hebben stalen of kunststof snaren. Maar die klinken niet bij elk orkest even mooi. Daarom bespant Isabelle Faust haar Stradivarius zo nu en dan met darmsnaren. Een eigenzinnige keuze die niet zonder risico's is. Het resultaat is opwindend.

 


 'Mijn Stradivarius heeft 150 jaar verstopt gelegen in een kelder, vandaar de naam Sleeping Beauty. Toen ik er voor het eerst op speelde, klonk hij dof en donker, maar er waren een paar tonen die me raakten - alsof er heldere kleuren onder een sterk vervuild schilderij verstopt lagen. Door jarenlang spelen zijn er steeds meer briljante klanken te voorschijn gekomen.'

Op het eerste gezicht is er niets bijzonders aan het concert dat Isabelle Faust (40) geeft in Brugge. In het hypermoderne Concertgebouw in het historische centrum staat het Vioolconcert van Brahms op het programma, hetzelfde als op haar laatste cd. Daarop klinkt het majesteitelijk waar het zo bedoeld is, met een violiste die het voortouw neemt.
In Brugge is alles anders. Daar ontspringt de rivier van noten van haar solopartij niet in haar Stradivarius, maar in het orkest. Haar voorname instrument, bijgenaamd Sleeping Beauty, voegt zich bij de strijkers van het Orchestre des Champs-Élysées, en verkleurt soms dienstbaar naar de toon van een hobo of fluit. De vlammen in haar hoge noten slaan minder fel uit dan op de cd, de attractie van het luisteren zit 'm eerder in de ontroering dan in de bewondering.
De ochtend na het concert, bij een gezond ontbijt, reageert ze blij verrast op die ervaring: 'Was het verschil zo groot? Op mijn cd speel ik met het Mahler Chamber Orchestra, een orkest met moderne instrumenten. Daar past de klank van mijn moderne viool prachtig bij. Als ik speelde met orkesten met historische instrumenten, zoals het Orchestre des Champs-Élysées, begon ik me steeds meer te storen aan de karakterverschillen tussen de klank van het orkest en die van mijn viool. Tijdens deze tournee heb ik er voor het eerst een drastische conclusie aan durven verbinden. De stalen snaren van mijn viool heb ik vervangen door darmsnaren.'
Voordat ze die beslissing kon nemen, had ze een lange weg van experimenteren te gaan. De riante kleurmogelijkheden van haar Stradivarius wilde ze niet kwijt en ook haar moderne strijkstok bleef. Als ze die zou inwisselen voor een barokstok, zou ze afscheid moeten nemen van het grote virtuozenrepertoire uit de 19de eeuw. Dat was geen optie voor rasvioliste Faust. Ze begon ook in die werken uit de romantiek te zoeken naar andere klankmogelijkheden en bespande haar instrument met darmsnaren, waarop gewoonlijk alleen violisten uit de historische muziekpraktijk spelen - een riskante keuze, zeker omdat Faust ze weer inruilt voor staalsnaren als ze met een 'gewoon' symfonieorkest werkt. Darmsnaren zijn dan geen optie, omdat ze daarmee kopje onder gaat in de veel grotere orkestklank.
Met dat tweesporenbeleid steekt ze haar nek uit. Zeker als een viool net is bespannen met naakte, poreuze darmsnaren, raakt hij bij de kleinste vocht- en temperatuurschommeling ontstemd. Maar daar staat veel tegenover. Een milde toon en een gelijkwaardiger communicatie met de orkestmusici bijvoorbeeld. Die blijken een geweldig effect te hebben op het niveau van een uitvoering.
Isabelle Faust, geboren in Esslingen, bij Stuttgart, maakt eigenzinnige keuzes, niet alleen met haar viool, ook in kleding en repertoire. Met haar kortgeknipte haar en een garderobe zonder naaldhakken of avondjurken is ze het tegendeel van de stereotiepe vioolbabe en ook in het repertoire dat ze kiest is ze minder gericht op scoren bij een groot publiek dan op haar persoonlijke muzikale voorliefdes. Deze week is ze met de pianist Alexander Melnikov en de cellist Alexander Rudin in Gent, Maastricht en Tilburg voor kamermuziekconcerten. In Nederland was ze nog maar sporadisch te horen. We kennen haar vooral van een stroom cd's: Bach, Beethoven, Brahms, maar ook minder bekende werken van Chausson, Jolivet, Martinu, Bartók en, volgende maand, Carl Maria von Weber.
Na een pijlsnelle start met een internationaal opererend jeugdkwartet won ze op haar 15de een concours. Ze stopte met haar kamermuziekclubje om als soliste te gaan spelen bij orkesten, maar de kwartetervaring had zich toen al in haar genen genesteld. Ze was daar gewend de tweede viool te spelen, een tussenstem die kleur toevoegt en onder de veel prominentere eerste viool ligt. Die aandacht voor de gelaagdheid van een compositie is nog altijd te horen in de manier waarop ze aanhaakt bij de tussentinten in een orkest.
Met die sensitieve houding viel ze op, eerst in Duitsland, later in Frankrijk, waar ze jaren heeft gewoond en waar ze vrienden voor het leven ontmoette. Een van hen is de befaamde cellist Jean-Guihen Queyras. 'In 1996 mocht Jean-Guihen een cd opnemen bij Harmonia Mundi. Ze vroegen hem met welke violist hij het liefst wilde spelen en hij stelde mij voor. Zo ben ik bij Harmonia Mundi terechtgekomen. Een paar jaar later heb ik daar op mijn beurt Sasja (de pianist Alexander Melnikov - BL) geïntroduceerd. Harmonia Mundi was toen nog een klein label dat goed moest oppassen hoe het budget werd besteed, maar als je een goed idee had, kreeg je alle kansen.'
'Met mijn nieuwe cd, hij ligt vanaf januari in de winkels, steken ze opnieuw hun nek uit. Sasja speelt op hammerklavier, ik opnieuw op darmsnaren. We hebben de cd gewijd aan totaal onbekende werken van Carl Maria von Weber (1786-1826), die bekend is door zijn opera's Der Freischütz en Oberon, maar veel minder als kamermuziekcomponist. Dat zou een grote maatschappij niet snel doen, maar muzikaal gezien zijn ze echt een ontdekking. Ik heb ze na afloop van een concert gekregen van de uitgever, in plaats van bloemen. Daarna hebben ze meer dan twintig jaar in een kast gelegen. Ik vond ze boeiend genoeg, maar het kwam er niet van er serieus mee aan de slag te gaan. Pas toen ik een van de stukken als toegift ging spelen, ontdekte ik de echte waarde ervan. Het bleken weergaloos mooie composities. Voor de cd hebben we er een pianokwartet van Weber bij gevonden. Dat doet niet veel onder voor een Mozartkwartet, met drama, humor, diepgang - een stuk dat stáát, zeker als je het speelt op darmsnaren.'
Isabelle Faust speelt vanavond in Gent, op 13/12 in Maastricht en op 14/12 in Tilburg.

Oud en nieuw: beluister zelf het verschil

Wat de elektrische gitaar is voor de rockmuziek, is de viool voor de klassieke muziek: een solistisch kanon dat een oerschreeuw kan voortbrengen die rechtstreeks uit de ziel komt. De idolen van de viool heetten Viotti en Paganini.
De impact van het instrument en zijn bespelers was zo groot dat vooral aan Paganini (1782-1840) duivelse krachten werden toeschreven. Meisjes vielen flauw tijdens zijn concerten, toehoorders waren geschokt door de uitzinnige passie van zijn spel. Een deel van die aantrekkingskracht zit 'm in de kracht van de viooltoon. Die had net een drastische metamorfose ondergaan.
Tot dan toe was de klank van een viool vrij bescheiden. Maar toen na de Franse Revolutie de deuren naar concerten open zwaaiden voor een groep nieuwe luisteraars, ontstond behoefte aan grotere zalen. Componisten begonnen te experimenteren met grotere orkesten.
Veel van de violen van Stradivarius, Guarneri en andere bouwers werden rigoureus aangepast aan de nieuwe eisen. De krul, het uiteinde met de stemknoppen, werd afgezaagd en aan een nieuwe, langere hals gezet. De kam, die de afstand van de snaren tot de kast bepaalt, werd verhoogd, de toets - het gedeelte waarop de vingers staan - verlengd en de hoek van de kast ten opzichte van de hals vergroot.
Bovendien werden de snaren strakker aangedraaid en kregen de instrumenten zo een hogere stemming. Door de grotere spanning op de snaren werd de toon penetranter. Voor de snaren werd nieuw materiaal gebruikt. De poreuze schapendarmen maakten plaats voor staal en later kunststof. Daarmee veranderde het karakter van de toon nog ingrijpender: van ruw en intiem werd hij glanzend en briljant.

Stuiterstreken

De duivelskunst van Paganini was nog aan een andere ontwikkeling te danken: die van de strijkstok. Die is van oorsprong recht, maar het lukte de Parijse stokkenbouwer François Tourte (1747-1835) een model te ontwikkelen met gebogen hout, waardoor de haren op de stok op spanning kwamen te staan. De invloed van Tourte was enorm. Met zijn model strijkstok werden razendsnelle stuiterstreken mogelijk. Zeker Paganini ging als een uitzinnige tekeer op zijn instrument: hoger dan ooit voor mogelijk werd gehouden klommen zijn vingers op de toets, en de composities die hij schreef, waren voor niemand anders speelbaar. Generaties componisten gebruikten de virtuoze technieken waarvoor hij de basis had gelegd.
Op YouTube is dat goed te horen op dit filmpje van de violiste Hilary Hahn: bit.ly/VAwRG1

Revival

De oude barokviolen verdwenen uit het muziekleven. Pas in de jaren zestig ontstond opnieuw belangstelling voor de manier waarop de composities hadden geklonken in de tijd van hun ontstaan.
Er ontstond een school van musici die zich specialiseerde in het spelen op historische instrumenten. Rachel Podger en Andrew Manze komen daaruit voort. Met hun barokviolen en barokstrijkstokken spelen ze muziek uit de tijd van Bach en Mozart.
Op dit filmpje is Rachel Podger in Bachs Sonate BWV 1001 te horen op een historische viool en een barokstrijkstok: bit.ly/12j1FRA
Luister ook naar Janine Jansen in dezelfde sonate op een 'moderne' viool en stok: bit.ly/ST8fv2

Moderne Faust

Met een barokviool en een barokstok stuit je bij de virtuoze concerten van componisten als Paganini, Brahms, Tsjaikovski, Sibelius op onoverkomelijke hindernissen. De snel stuiterende streken in die composities zijn met een barokstok onspeelbaar, de hoogste noten zijn op een barokviool nauwelijks te realiseren. Wie in dat repertoire toch de sfeer zoekt van een oud ensemble, kan niet verder gaan dan Isabelle Faust: de stalen of kunststof snaren vervangen door schapendarmen. Hier speelt Isabelle Faust op haar Stradivarius en haar moderne Tourtestrijkstok in het langzame deel van Beethovens Sonate op. 12 nr. 2: bit.ly/QTNvn8

Biëlla Luttmer de Volkskrant, 12 december 2012

woensdag 5 december 2012

Bernarda Fink - onder de gepolijste oppervlakte gloort passie


Bernarda Fink, de Argentijnse mezzosopraan van Sloveense komaf, associeer je niet onmiddellijk met passie. Toch brengt ze op haar nieuwe cd een overzicht van de belangrijkste Spaanse liedcomponisten, degenen die met hun canciones repertoire wilden schrijven dat overeind bleef naast de Lieder uit Duitsland en de Mélodies uit Frankrijk.
Manuel de Falla en Enrique Granados, beiden geboren in 1876, laten het Spaanse temperament knetteren met uitnodigende ritmen en klaaglijke melodieën. Joaquín Rodrigo, uit 1901, dwaalt af naar modernere, minder tonale wegen.
Fink legt de loper uit, ook voor die lastiger begaanbare routes. Met haar donker golvende stem, die onder de oppervlakte wel degelijk passie laat horen, blijkt ze een ideale ambassadeur voor de canciones. Haar partner, pianist Anthony Spiri, neemt flamboyante dansritmen voor zijn rekening en brengt spannende details aan. De zang van een koekoek bijvoorbeeld, die discreet tussen de pianonootjes kwettert.
Falla, Granados, Rodrigo. Bernarda Fink, Anthony Spiri. Harmonia Mundi. 
de Volkskrant, 5 december 2012