woensdag 24 oktober 2012

Artaserse, parade van hoge mannenstemmen


'De ware god van de muziek' werd Leonardo Vinci (ca. 1696-1730) in zijn tijd genoemd, maar niet iedereen was fan van de componist uit Calabrië. Zijn praatjes over avontuurtjes met dames uit de hogere klassen zouden zoveel afschuw hebben veroorzaakt dat een familielid van een minnares rigoureus ingreep. De vergiftigde beker chocolademelk die hij Da Vinci aanreikte, werd de maestro fataal. Nog een geluk dat die drie maanden eerder zijn Artaserse had voltooid. In een nieuwe registratie van die opera laat Concerto Köln met vijf countertenors en één tenor een parade van hoge mannenstemmen opdraven die twintig jaar geleden nog ondenkbaar was geweest. Hoog boven zijn collega's zweeft Philippe Jaroussky als Artaxerxes, prins van Perzië. Stoerder van stem zijn Franco Fagioli, Max Cencic en zeker de tenor Daniel Behle. Concerto Köln geeft tegenwicht met de diepe klank van een fagot die door de dirigent Diego Fasolis karakteristiek naar voren wordt gehaald.

Leonardo Vinci: Artaserse. Concerto Köln o.l.v. Diego Fasolis. Virgin. 
de Volkskrant, 24 oktober 2012

dinsdag 23 oktober 2012

Pressler en Prégardien: nieuw duo, gebeitelde klasse

Menahem Pressler
Schubert: Winterreise. Christoph Prégardien, Menahem Pressler. Eindhoven, Muziekcentrum Frits Philips, 21/10.
Menahem Pressler, pianist en oprichter van het legendarische Beaux Arts Trio, is op zijn 88ste begonnen aan een nieuwe carrière. Na een leven vol strijkers, kamermuziek, plaat- en cd-opnamen heeft hij besloten dat hij met een zanger wil gaan werken. En op zijn leeftijd begin je niet met een liedje hier of een romance daar, maar ga je voor de compositie die het hele leven omsluit: Winterreise van Franz Schubert.
Afgelopen zomer maakte hij daarmee tijdens het festival in Verbier zijn debuut als liedbegeleider – bijna drie keer zo oud als de componist was toen hij vlak voor zijn dood de cyclus voltooide – met aan zijn zijde de lyrische tenor Christoph Prégardien. Na afloop juichte niet alleen het publiek maar ook Pressler zelf: ‘I know I’m not dead yet but it feels as if I’m in heaven,’ schreef hij na afloop aan zijn biografe.
Het tweede concert was zondagmiddag in Eindhoven, een van de zeldzame plaatsen waar de nieuwe samenwerking te horen is. Het werd een emotionele ervaring. Pressler mag door zijn leeftijd iets stroever in zijn spieren zitten en van de triolendauw in 'Der Lindenbaum' dikke druppels maken, in de liedteksten van Wilhelm Müller en de noten van Schubert lijkt ook zijn eigen geschiedenis te resoneren. Het ontheemd zijn, het wegdrijven uit het leven, de thema’s van Winterreise, zijn vertrouwd voor de man die als joods jongetje op de valreep het Duitse Maagdenburg ontvluchtte en voor wie het einde inmiddels meer dan een vage notie is.   
In Christoph Prégardien (56) heeft hij een ideale Winterreisepartner gevonden. Alleen al door zijn houding die net iets inzakt als de hoop op liefde verdampt, door zijn ogen die een wegvliegende kraai volgen, krijgt zijn uitvoering een zweem van theater. Zijn donkere tenorstem laat de tekst van Müller woord voor woord doordringen bij het publiek, zijn diepe begrip van de dichtregels gaan met Schubert, met Pressler, met Müller een verbinding aan. Aan het einde van de middag is er die ene vraag aan de Dood, aan Der Leiermann: Willst zu meinen Liedern deine Leier dreh’n? Aarzelend, met besmuikte toon geeft Prégardien zich over. Zijn stem waait weg, naar het grote Niets.   
Op 29 december staan Christoph Prégardien en Menahem Pressler met hetzelfde programma in Utrecht, op het Internationaal Kamermuziekfestival van Janine Jansen.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 23 oktober 2012

dinsdag 16 oktober 2012

Mateloosheid Warlikowski breekt Lulu op


Barbara Hannigan als Lulu
Opera
Alban Berg: Lulu. Regie: Krzysztof Warlikowski. De Munt, Brussel. Barbara Hannigan, Tom Randle, Dietrich Henschel, Charles Workman, Symfonieorkest van de Munt o.l.v. Paul Daniel. Koninklijke Balletschool Antwerpen. Danssolo: Rosalba Torres Guerrero. De Munt, Brussel, 14/10. Tot 30 oktober. 
Krzysztof Warlikowski heeft iets met gevaarlijke vrouwen. In Cherubini’s Medée liet hij een moordlustige Amy Winehouse lookalike opdraven, in Verdi’s Macbeth draaide de machtswellust van de Lady uit op een spel van kinderen met de ledematen van dode soldaten. De Poolse regisseur is opnieuw in de Munt in Brussel, nu met het vrouwelijke gevaar in zijn – of liever haar – essentie: Lulu. Naakt en ongenaakbaar zet hij haar op het podium, uitgeleverd aan een eindeloze rij mannen waar ze tegelijkertijd als een generaal over heerst.
Alban Berg modelleerde zijn opera in de jaren dertig naar Freudiaans gekleurde teksten van Frank Wedekind die een spannend contrast opleverden met de heldere twaalftoonstechniek van zijn muziek. De opera bleef onvoltooid. Wie hem opvoert moet kiezen tussen Bergs pure, onaffe versie van twee actes en de versies aangevuld met een slotacte van Friedrich Cerha of Eberhard Kloke. Warlikowski koos voor de Cerha-versie, waarin Lulu na een leven van seks, macht en destructie wordt vermoord. Hij vermengt die met fragmenten uit de film Black Swan. Daarin gaat een danseres te gronde aan haar drang naar perfectie.
Zijn Lulu is kind en femme fatale tegelijk. Haar naam rijmt op Lolita, en op Lilith. Lulu is niet als mannenverslindster geboren maar moet het verleiden leren – eerst in een rolstoel, dan op krukken en uiteindelijk hoog op de spitzen. Die werdegang wordt door de sopraan Barbara Hannigan fenomenaal neergezet. Vrijwel onafgebroken is ze in beeld, vaak naakt, in alleen een doorzichtige slip en bh die de naaktheid van haar lichaam extra benadrukken. Ook als danseres is ze naakt. Haar voorzichtige passen zijn niet gespeeld. Ze heeft het lopen op spitzen pas tijdens de repetities onder de knie gekregen. Geweldig hoe ze de technische uitdagingen overstijgt en haar rol wankelend en krachtig tegelijk neerzet. Ze dolt met de stratosferische hoogten in Bergs partituur en acteert met groot inlevingsvermogen, zodat een Lulu ontstaat waar je koud van wordt.
Het probleem van de voorstelling zit in de mateloosheid van Warlikowski. Lulu is overal. Boven het toneel zie je haar op filmbeelden als een popperige pornovrouw. In een glazen kooi doen mini-Lulu’s hun balletoefeningen. Ze worden onschuldig lachend weggedragen door een sm-meester. Op een metrostation sturen rappers haar sms’jes met ‘I fucking love you’. Die veelheid van Lulu’s maakt haar tot een anonieme figuur, net als de stoet mannen die aan haar voeten liggen.
Aan het slot van de eerste acte is het even weldadig stil. Een balletdanseres in zwarte tutu danst de sterfscène van de zwarte zwaan. Lulu kijkt toe, maar aan de andere kant van het podium loert de sm-meester.  
Ze eindigt als een oude, getekende vrouw. Als ze geld wil verdienen met haar oude stiel treft ze opnieuw een alter ego: een man met haar hoerenmakeup en haar hoerenpruik. Hij is het die haar de doodssteek geeft. Of is ze het zelf?
Intellectueel kun je met Warlikowski’s enscenering een aardig potje stoeien. Maar tijdens de voorstelling raak je verlamd door de veelheid van beelden die gelijktijdig worden vertoond. Het grootste slachtoffer is de muziek van Alban Berg. Tijdens de heftigste orkesterupties dendert Warlikowski daar met een bombardement van beelden nog eens overheen: in de kooi sterft een man, op het filmscherm neukt een vrouw, op het toneel is er een fellatio met een pistool. Dat houdt geen mens 4 uur lang vol.  
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 16 oktober 2012   

zaterdag 13 oktober 2012

Debutant Alexandre Bloch blijft fier overeind


Alexandre Bloch
Strauss, Wagenaar, Widmann. Anja Harteros, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Alexandre Bloch. Amsterdam, Concertgebouw, 11/10.
‘De kans van zijn leven’, noemde Concertgebouworkestdirecteur Jan Raes het onverwachte debuut van de Franse dirigent Alexandre Bloch (27) bij het orkest. Raes sprak het publiek toe nadat hij de IJ-Prijs had ontvangen voor zijn bijdrage aan economische ontwikkelingen in Amsterdam. De andere winnaar, chef-dirigent Mariss Jansons, moest wegens ziekte verstek laten gaan.
Bloch hoorde eind vorige week dat hij Jansons mocht vervangen. Hij zei ‘ja’ tegen een programma met composities die compleet nieuw voor hem waren. Zes dagen later stond hij voor een zaal vol verwende luisteraars en dirigeerde twee van die werken uit het hoofd. Je moet maar durven, als nog niet afgestudeerde conservatoriumleerling.
De Fransman is student bij Zsolt Nagy, aan het Conservatoire National in Parijs. Als deelnemer aan de masterclass van Mariss Jansons, eerder dit jaar, viel hij meteen op. Bloch hoort tot het dirigententype van het kwikzilverige soort – als je hem op de rug ziet, denk je onmiddellijk aan de Venezolaanse whizzkid Gustavo Dudamel, of, als je zijn donkere krullen wegdenkt, aan de Rotterdamse chefdirigent Yannick Nézet-Séguin: glasheldere techniek, voortdurend contact met de musici, bruisend van energie.
Voor hij zover is als deze jonge koplopers moet er nog gewerkt worden, aan klank- en stijlgevoel bijvoorbeeld, maar Blochs debuut was veelbelovend. In Johan Wagenaars ouverture De getemde feeks blies hij de vlammetjes aan tot ze fel vonkten en ook met een grote soliste als de sopraan Anja Harteros kon hij uitstekend overweg. Hij liet zich in een serie van 6 liederen van Richard Strauss door haar slanke, kernachtige stem meeslepen in het emotionele 'Allerseelen', maar nog meer indruk maakte de uitvoering van 'Wiegenlied', waarin beiden in kleine klanken speurden naar de grootste nuances.
De Nederlandse première van Teufel Amor, een ‘symfonische hymne’ van Jörg Widmann, viel als compositie niet mee. Grommende trombones en een tuba spelen de noten waarmee Rachmaninov zijn Prélude in cis voor piano solo begint. Ook later dwarrelen er citaten van de Rus voorbij, maar Widmanns eigen noten liggen als een blok op de maag.
Het sluitstuk van de avond, Tod und Verklärung van Richard Strauss, stond kennelijk tijdens de repetities ook als laatste in de rij. Bloch dirigeerde weliswaar uit het hoofd maar liet de zwoele ondertoon van het werk overspoelen door brute orkestklanken. En toch – wie een avond lang zo fier overeind blijft als Alexandre Bloch, die wil je terug zien.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 13 oktober 2012

vrijdag 12 oktober 2012

Meisjes smelten voor Matsujev


Zelfs in de serie Meesterpianisten, plek voor het puik van de internationale klaviervirtuozen, is het een ongewoon gezicht: meisjes die tussen de composities door naar het podium snellen om een boeket aan ’s meesters voeten te leggen. Bij het Russische klavierkanon Denis Leonidovitsj Matsujev (37), debutant in de serie, renden ze bij bosjes naar voren, op naar misschien wel een glimlach van de man met de bijnaam de Siberische beer.
In het buitenland is hij beroemder dan in Nederland. Nadat hij in 1998 winnaar werd van het Tsjaikovskiconcours liet hij concertbezoekers van Toronto tot Verbier in bewondering achter. In Amsterdam kwam hij met in zijn koffer twee kolossen uit de pianoliteratuur: Franz Liszts Sonate en Rachmaninovs Tweede sonate – zeldzaam zware bagage voor één recital.
De manier waarop hij de eerste lage noten in Liszt Sonate neerzette, met een linkerhand die de rechter net iets bijkleurt, maakte onmiddellijk nieuwsgierig. En even verderop beloofde de balans tussen strakke dondermotieven en zoete klanken in een kalmer tempo een indrukwekkende avond.
Al tijdens de Sonate verdampte die belofte. Rakketakketak, daar ging weer een oktavensalvo, en prrrrrt, daar vloog weer een supersnelle sprint. Ze lieten je verpletterd achterliet over zoveel kracht, zoveel beheersing, zoveel uithoudingsvermogen. In de Eerste Mephistowals van Liszt, geinspireerd op een fragment uit de Faustlegende, stroopte Matsujev zijn mouwen nog eens extra op. Als een steppewind raasde hij over de toetsen: onwaarschijnlijk snel maar met een geweld waarvoor je de gang op zou willen vluchten, met een veilige deur tussen jou en het klavierbeest in.
Een pauze was niet voldoende om hem te resetten. Matsujev denderde door met knoertharde melodielijnen in een tere Étude-tableau van Rachmaninov en nog meer beukend machtsvertoon in een fuga, een rij preludes, de Tweede sonate. Een andere kant van de composities bleef braak liggen: dat van de menselijkheid, de warmte, de troost.
Ja toch, even was het er allemaal. In de laatste van zijn vijf toegiften, een improvisatie op Duke Ellingtons Take the a-train en Caravan, liet Denis Matsujev horen dat hij subtiel swingende jazz kan combineren met de hoogste pianistiek. Eindelijk.  
Liszt, Rachmaninov. Denis Matsujev. Amsterdam, Concertgebouw, 30/9.  
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 2 oktober 2012

Arvo Pärt in het Concertgebouw


Spiedende blikken vanaf het balkon. Opgewonden gefluister. ‘Daar is hij, nee, kijk dan, dáár, met die baard!’ Als de organisatie had vermeld dat de spirituele muziekmeester Arvo Pärt in de zaal zou zitten, waren er zeker meer mensen op het concert in de Koorserie van het Concertgebouw afgekomen. De componist uit Estland live meemaken, hem van zo dichtbij zien dat je hem zou kunnen aanraken, werkt als een popster op een horde tieners.
Het componeren doet hem goed, zo te zien. De Est oogt veel jonger dan zijn 75 jaren. Met lenige passen stapte hij het podium op, toegejuicht door joelende fans na een hemelse uitvoering van zijn Como cierva sedienta, Spaans voor ‘Zoals een hinde smacht’ uit de psalmen 42 en 43. Het stuk is veel geprononceerder dan de meditatieve, steeds rond dezelfde motieven cirkelende werken waarmee hij naam heeft gemaakt. De sopranen van Collegium Vocale Gent liet hij klimmen naar steeds minder begaanbare hoogten. Onheilspellend klonk het paukensignaal dat het koor in de smeekbeden begeleidde.      
Geen beter ensemble dan het Boedapest Festival Orkest, geen betere dirigent dan Iván Fischer om de archaïsch eenstemmige gezangen van een bodem te voorzien. De zangeressen gaf hij letterlijk een steuntje in de rug met achter zich een stevige basis van pauken, contrabassen, trombones, zodat hun stemmen geworteld leken in de diepste tonen van het orkest.
De compositie, zo’n tien jaar geleden ontstaan, vormde een mooie tegenstelling met Mozarts Vesperae solennes de confessore uit 1780. Collegium Vocale Gent was ook hier in bloedvorm, het orkest reageerde op de kleinste stemmingswisselingen en de beroemde sopraansolo uit het Laudate Dominum werd onwerkelijk mooi gezongen door de Duitse Sibylla Rubens.
Iván Fischer liet het koorgedeelte van het concert voorafgaan door Muziek voor snaarinstrumenten, slagwerk en celesta van zijn landgenoot Béla Bartók, een gevaarlijk kwetsbaar werk om een avond mee te openen - het is alles of niets. De compositie begint met bijna onhoorbare strijkers die alleen tot hun recht komen als orkest en publiek samen de concentratie aangaan die nodig is om de nuances tussen de ultrafijne timbres op te pikken. Pas in tweede instantie komt Bartók over de brug met een lekker ritmisch allegro.
Niet uitgesloten dat die opening een slimme zet was van Fischer om het publiek in de stemming te brengen voor een avond die langer moest blijven hangen dan andere. Dat laatste is hem glorieus gelukt.           
Mozart, Bartók, Pärt. Sibylla Rubens, Collegium Vocale Gent, Boedapest Festival Orkest o.l.v. Iván Fischer. Amsterdam, Concertgebouw, 16/5. 
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 18 mei 2010

woensdag 10 oktober 2012

Onweerstaanbaar orgelende Schubert van Minkowski


Met paukengeroffel begint Schubert aan zijn eerste symfonie. Hij is dan zestien en stroomt zo te horen over van lef. En ook zijn Tweede en Derde is hij niet te stuiten in zijn drang om de wereld te veroveren. Terecht hebben Marc Minkowski en Les musiciens du Louvre Grenoble niet alleen de beroemde ‘Tragische’,  de ‘Unvollendete’ en de ‘Grote’ symfonie op cd gezet maar ook de symfonieën die hij als tiener schreef. Minkowski heeft er maatwerk van gemaakt. Voor de vroege symfonieën kiest hij een kleine bezetting van historische instrumenten waardoor ze licht en lenig klinken. In de ‘Grote’ symfonie ziet hij een klankverwantschap met Die Schöpfung van Haydn, en de Negende van Beethoven. Daarom heeft hij de contrabasgroep iets groter gemaakt en de fluiten en hobo’s in de hoogte verdubbeld. Bij de klarinetten en fagotten zet hij juist de diepte sterker aan. Zo ontstaat een ruime, orgelende klank – Minkowski’s persoonlijke, onweerstaanbare visie op Schubert.
Marc Minkowski, Les musiciens du Louvre Grenoble: Schubert. Naïve. 

Adriaen Willaert, componist die de muziek een duw vooruit gaf


Capilla Flamenca

De spots staan dit jaar op Debussy, of Diepenbrock, of John Cage. Je zou bijna vergeten dat het ook een Adriaen Willaertjaar is. 450 jaar geleden stierf de Vlaamse renaissancecomponist die de muziekgeschiedenis een belangrijke duw vooruit zou geven. Lang voordat Monteverdi zijn beroemde Mariavespers schreef, trok Willaert (ca. 1490-1562) eerst naar Parijs en vervolgens naar Venetië, werd daar maestro di cappella aan de San Marco en schreef voor die kerk zijn Vespro della Madonna. Met die compositie als uitgangspunt heeft het Vlaamse ensemble Capilla Flamenca een cd gemaakt die je geleidelijk inwijdt in de muziek van Willaert. Dat is geen overbodige luxe. Willaert vereist oefening, ook voor een luisteraar. Het Gregoriaans, waarmee de cd begint, is in zijn eenvoud direct toegankelijk maar Willaert gaat verder, tot een dicht vlechtwerk van soms wel acht stemmen. Net als in de zestiende eeuw wordt het zingen afgewisseld met orgelspel – ontspanning tussen de uitdagende vocale lijnen. 
Capilla Flamenca: Adriaen Willaert. Ricercar.


maandag 8 oktober 2012

Written on skin, sensationele nieuwe opera



Opera
George Benjamin en Martin Crimp: Written on skin. Regie: Katie Mitchell. Elin Rombo, Bejun Mehta, Christopher Purves, Nederlands Kamerorkest o.l.v. George Benjamin. Amsterdam, Muziektheater, 6/10. Tot 23/10. Uitzending op 27/10 via Radio 4
‘Ontmantel de steden, bedek het land met gras. Vermorzel de drukpers, maak van elk boek een kostbaar voorwerp, op huid geschreven,’ zingen engelen in George Benjamins nieuwe opera Written on skin. Ze zien er in hun zwarte zakenoutfits uit als kantoorbediendes. Hun hemel is een tl-verlicht Zalandomagazijn, waarin ze pakketten versturen, kleren vouwen en aan een rek hangen en, soms, een van hen in een mensenkostuum hijsen en vermomd als Jongen naar de aarde sturen, naar een periode die honderden jaren terug ligt in de tijd.
Die aarde is een deur verderop in het gebouw en wordt belicht als een schilderij van een zeventiende-eeuwse meester. Aan een houten tafel zit een naamloze Protector, een wreed en machtig heerser die zijn glorieuze bestaan wil laten optekenen: de vijanden keurig in de hel, hijzelf en zijn vrouw in het paradijs. Het gaat fout als de Jongen die het boek moet schrijven een plaats krijgt in het zorgvuldig geordende leven van de Protector. Hij maakt de gehoorzame Vrouw nieuwsgierig naar echte gevoelens. Vanaf dat moment is er geen houden meer aan. Hun wereld dondert in elkaar. Ze hadden kunnen weten dat er hogere machten in het spel waren. De stem van de Jongen is die van een countertenor met de onaardse hoogte die van oudsher is gereserveerd voor bovennatuurlijke wezens. Met de wereldster Bejun Mehta heeft de Nederlandse Opera zich verzekerd van een eersteklas vertolking.   
De nieuwe opera van het koppel George Benjamin en de librettist Martin Crimp was afgelopen zomer dé sensatie op het festival van Aix-en-Provence. In Amsterdam leek het alsof het publiek op adem moest komen na de heftige emoties in de slotscène. De opera speelt zich af in een uitvergroot poppenhuis, met vakjes voor de hemel en het rijk van de Protector die in andere regies een storende voorspelbaarheid zou opleveren. Hier versterkt het de dubbelheid van de opera, het spel met afstand en nabijheid dat Martin Crimp in zijn tekst voortdurend uitbuit. Katie Mitchell sluit daar in haar regie mooi op aan, met mechanische bewegingen voor de engelen en emotionele menselijkheid voor de Vrouw en haar Protector.
George Benjamin voert zijn publiek met zachte hand mee de diepte in. Als componist en dirigent ontlokt hij aan het transparant spelende Nederlands Kamerorkest geruststellende klanken van een viola da gamba, getokkelde celli, streelzachte violen. Een lange fagotmelodie begeleidt de tranen van de Vrouw die zo graag bij haar naam – Agnès – genoemd zou worden – een rol die door de Zweedse sopraan Elin Rombo een warme, gloedvolle vertolking krijgt.
Indrukwekkend is het moment waarop de Protector de pagina onder ogen krijgt, met de afbeelding van de hel – daarin branden niet zijn vijanden maar ziet hij hoe zijn vrouw de liefde bedrijft met de Jongen. Dan wordt de theatrale kracht van de bariton Christopher Purves duidelijk. Zijn stem breekt en het duurt even voordat hij zich met een nieuwe wreedheid herpakt. Als de aardse stormen en de dreigende trompetten zijn uitgewoed, klinken de hemelse tonen van een glasharmonica.
De engelen trekken zich terug, de diep menselijke liefde blijft nog lang nazinderen.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 8 oktober 2012

donderdag 4 oktober 2012

Oogsttijd voor Klas Torstensson



‘Mijn muziek klinkt nu anders, milder dan vroeger, maar als je naar dat stuk voor gitaar en koperblazers komt luisteren, zal je horen dat het agressieve en het snoeiharde absoluut niet weg is.’

Het is het jaar van Klas Torstensson (61). Wie wil, kan zich dit seizoen onderdompelen in de ruige, weerbarstige wereld van de componist. Alleen al in het Muziekgebouw aan ’t IJ staan 11 werken van de Zweedse Nederlander op het programma, waarvan 3 premières. Verder is hij composer in residence op Sounds of Music in Groningen en in de Warschauer herfst. ‘Ik heb het drukker dan ooit, werk harder dan ooit en verdien minder dan ooit. Dat maakt me heel blij en razend tegelijk.’  
Krakend ijs, brekende takken, ijzer – de muziek van Klas Torstensson was jarenlang synoniem voor ongenaakbaar en exotisch tegelijk. Het ijs kan tegenwoordig ook smelten, door de takken stroomt weer leven. Zijn grote cycli Lantern lectures en A cycle of the north laten je nog altijd achter met het gevoel dat je door elkaar gerammeld bent, maar tegenwoordig komt daar een vleug melodieuze warmte bij. Torstensson legt uit: ‘Op mijn dertigste was ik aan het vechten. Uit onmacht, omdat mijn muziek niet goed genoeg was, denk ik achteraf. Ik heb nu de leeftijd dat ik aan het oogsten ben. Mijn muziek is de moeite waard en wordt volop gespeeld. Wat wil je nog meer?’  
Hij is net terug uit Den Haag, waar hij een heeft gerepeteerd met een paar jongens van ensemble Klang. Ze werken aan een compositie voor vijf elektrische gitaren, vijf trombones en vijf trompetten voor de opening van Guitar Heaven in de Melkweg, een festival waar grootheden komen optreden als Andy Summers, vroeger van The Police, en Jan Akkerman. En ze willen een stuk van Torstensson hebben. ‘Nou, dat wordt Xenakis goes Blood, Sweat and Tears’, vertelt hij in zijn werkkamer, hoog boven de drukte van de Haarlemse binnenstad. ‘Maar vanochtend constateerde ik dat het iets anders ligt, want een van mijn favoriete akkoorden is dit.’ Hij  loopt naar zijn elektrische piano en slaat een clustertje wringende noten aan. Voor klassieke oren klinkt het naar Le sacre du printems, iconisch werk van Igor Stravinsky. Popluisteraars horen iets anders, merkte Torstensson vanochtend. ‘O, James Brown, riepen de muzikanten. Dan zit het goed, dacht ik meteen. Maar vergis je niet. De funky bouwstenen zijn zo door elkaar gehusseld dat je ze niet meteen waarneemt. Mensen die gewend zijn aan popmuziek zullen zich er enigszins bij thuis voelen vanwege de klank, het soort akkoorden en, vooral, het volume’, verwacht hij.
Het stuk is bijna klaar. Het gaat mee in de koffer naar Polen, waar Torstensson in het prestigieuze festival Warschauer Herfst aantreedt als gastcomponist. Daar schrijft hij het in het net uit, zodat hij thuis meteen kan beginnen aan een nieuwe compositie voor de David Kweksilber Big Band. Dat wordt flink doorwerken. Of liever: gestaag, want Torstensson is een langzame werker. Traag, nauwkeurig, zorgvuldig, ‘daar wordt een compositie mooi van.’ Over een stuk van een kwartier of een halfuur doet hij al gauw een jaar. Fulltime. Aan de andere kant: je hoort hem niet klagen dat zijn stukken na één uitvoering in een la verdwijnen. Ook zijn oudere muziek wordt steeds meer gespeeld. Vervelend dat je van auteursrechten niet kan leven. Zeker nu de overheidsstipendia zijn afgeschaft moet hij harder werken dan ooit, heeft hij meer opdrachten dan ooit maar verdient hij minder dan ooit. Het maakt hem blij maar ook razend. Festivals willen meestal dat je voor de eer komt. Je krijgt reis en verblijf, that’s all. In Polen betalen ze niks. Ja toch: ze betalen in natura want Torstensson heeft bedongen dat ze in ieder geval een werkkamer voor hem regelen zodat hij zijn tijd nuttig kan besteden. En dat hebben ze toegezegd.
Het componeren speelt zich af in de stilte en de eenzaamheid (‘heel fijn!’) van zijn statige gezinshuis. Het is er licht, opgeruimd, met een tekentafel, een gezonde Zweedse stoel en meterslange kasten vol boeken en partituren. En instrumenten. Naast de elektrische piano een viool en een mandoline. Hij heeft niet de behoefte muziek te maken maar wil wel weten hoe het voelt om iets níét te kunnen. Hij pakt de mandoline, plukt aan de snaren, glijdt over de hals. ‘Dit kan, maar kun je het ook nog als het zo snel gaat? Ik kan het niet, maar het is wel haalbaar dus kan ik het gebruiken.’
Een compositieopleiding of een compositieklas heeft Torstensson nooit gevolgd. Op zijn 14de is hij gewoon begonnen. Voor zijn klarinetles had hij een melodie gemaakt op een thema van Händel en zijn leraar zei: verzin nu zelf maar iets. Dus verzon hij een driedelige symfonie voor twee klarinetten en cello. Hartstikke leuk vond hij dat: bij zijn grootouders achter de piano dingen uitzoeken en opschrijven. Later, toen hij 18 was en klarinet studeerde aan een conservatorium op het Zweedse platteland, schreef hij een septet. ‘Dat had behoorlijk veel met de Vijfde van Sibelius te maken. Waarschijnlijk had ik die symfonie toevallig gehoord. Het was een lijvig stuk van 20 minuten en ik had de partijen uitgeschreven. Het conservatorium was klein, met maar een stuk of 140 leerlingen, maar we hadden een symfonieorkest, een symfonisch blaasorkest, een bigband. Ik vroeg aan de jongens en meisjes: kunnen jullie morgen repeteren? Zo is het begonnen. Als ik dat wilde, kreeg ik iedere week een half uur van de repetitietijd van het symfonieorkest. Ik kon alles uitproberen, alles horen wat ik verzon.’
Twee jaar lang had hij privéles compositie bij een theorieleraar van het conservatorium die bij de beroemde muziekvernieuwer Luigi Nono had gestudeerd in Venetië  In het begin van zijn carrière leverde dat een komisch misverstand op. Schreef Torstensson in een toelichting dat hij les had van iemand die bij Nono had gestudeerd, stond er in de gedrukte versie dat hijzelf een leerling was van Nono. Dat heeft een tijdlang rondgezongen.
Hij kwam naar Nederland om zich te verdiepen in elektronische muziek. Dat was in 1973. Zweden, met zijn lange, donkere winters, zijn stilte, zijn weidse landschap is inmiddels ver weg. En toch. ‘De leegte, die is zaligmakend voor mij.’ Een van zijn favoriete boeken is Breven från Arktis, van Rolf Kjellström, samengesteld uit gevonden foto’s en dagboeken van mensen die overleden zijn in het poolgebied – die walvissen vingen, in hutjes woonden en van kou en ontberingen zijn gestorven. Het doet denken aan Torstenssons opera De expeditie – geniaal werk over liefde en dood dat nog altijd wacht op een enscenering.
‘Maar’, voegt hij er meteen aan toe, ‘als ik in Zweden was blijven wonen, was dat verlangen naar rust en weidsheid waarschijnlijk minder sterk geweest. Misschien was het ooit echte heimwee, maar dat is het allang niet meer. Gecultiveerde heimwee, noem ik het. Als we het willen, gaan we gewoon naar Zweden toe, maar de tegenstelling tussen beide werelden hoor je wel in mijn muziek. Daar zitten die contrasten ook in. Tussen leeg en vol, tussen hevige activiteit en freeze – niet alleen in meteorologische betekenis, maar ook als het stilleggen van een toestand. Dat komt in mijn werk vaak voor.’
In Groningen en beide festivals in Amsterdam komt een mooie bloemlezing uit dat werk voorbij: het lyrische Vioolconcert, de liedcyclus In großer Sehnsucht, een aria uit De expeditie en spectaculaire slagwerkstukken als Redskap en Self portrait with percussion. En Torstensson heeft goed nieuws: ‘Komende zomer wordt ergens, waar dat mag ik nog niet zeggen, mijn hele orkesttrilogie Cycle of the North gespeeld. Daar verheug ik me nu al op.’  
Klas Torstensson, composer in residence in het Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam, vanaf 4 oktober www.muziekgebouw.nl/klas
Sounds of Music, Groningen, van 17 tot 21 oktober www.soundsofmusic.nl
Electric Guitar Heaven, Amsterdam, van 7 tot 16 december www.amsterdamelectric.com

Biografie 
16 januari 1951 geboren in Zweden
1973 vertrek naar Nederland, studie sonologie
1991 – Matthijs Vermeulenprijs
1994 - 1999 – De expeditie, opera voor solisten, orkest en (live-)elektronica
1999 tot 2002 – Lantern Lectures, avondvullende cyclus voor groot ensemble
2004 – In großer Sehnsucht, liederencyclus op teksten van vijf 'tragische' vrouwen: Camille Claudel, Frida Kahlo, Cristina di Svezia, Rosa Luxemburg en Louise Michel
2006 – Selfportrait with percussion, voor slagwerk en groot ensemble (Lantern Lecture, Volume V) 
2007 – 2011 A cycle  of the North, drieluik voor orkest, bestaande uit Fastlandet, Polarhavet, Himmelen
2010 – Vioolconcert 

de Volkskrant, 4 oktober 2012

woensdag 3 oktober 2012

Beethoven door Spaans klavierfenomeen Perianes



Moto perpetuo heet de nieuwe cd van het Spaanse klavierfenomeen Javier Perianes. We kennen hem van muziek van zijn landgenoten Mompou, De Falla en Mozarts tijdgenoot Manuel Blasco de Nebra, en van korte werken van Schubert. Op zijn nieuwste cd houdt hij een viertal pianosonates van Beethoven op een bijzondere manier tegen het licht. Hij zoomt in op Beethovens experimenten met het perpetuum mobile, de beweging van snelle noten waaraan geen einde lijkt te komen. Minstens vier van Beethovens klaviersonates (op. 12, 17, 22 en 27) sluiten af met die doorgaande stroom van klanken – ieder op zijn eigen manier. Het is een belevenis te horen hoe Perianes een evenwicht vindt tussen consequent vormbewustzijn en een klankgevoel dat bij iedere noot laat horen hoe groot zijn verbeelding is – in de perpetuum mobiles én in de andere delen. 
Javier Perianes: Beethoven. Harmonia Mundi. 

maandag 1 oktober 2012

Denis Matsujev, verdwaalde jazzpianist




Zelfs in de serie Meesterpianisten, plek voor het puik van de internationale klaviervirtuozen, is het een ongewoon gezicht: meisjes die tussen de composities door naar het podium snellen om een boeket aan ’s meesters voeten te leggen. Bij het Russische klavierkanon Denis Leonidovitsj Matsujev (37), debutant in de serie, renden ze bij bosjes naar voren, op naar misschien wel een glimlach van de man met de bijnaam ‘de Siberische beer’.
In het buitenland is hij beroemder dan in Nederland. Nadat hij in 1998 winnaar werd van het Tsjaikovskiconcours liet hij concertbezoekers van Toronto tot Verbier in bewondering achter. In Amsterdam kwam hij met in zijn koffer twee kolossen uit de pianoliteratuur: Franz Liszts Sonate en Rachmaninovs Tweede sonate – zeldzaam zware bagage voor één recital.
De manier waarop hij de eerste lage noten in Liszt Sonate neerzet, met een linkerhand die de rechter net iets bijkleurt, maakt onmiddellijk nieuwsgierig. En even verderop belooft de balans tussen strakke dondermotieven en zoete klanken in een kalmer tempo een indrukwekkende avond.
Al tijdens de Sonate verdampt die belofte. Rakketakketak, daar gaat weer een oktavensalvo, en prrrrrt, daar vliegt weer een supersnelle sprint. Ze laten je verpletterd achterliet over zoveel kracht, zoveel beheersing, zoveel uithoudingsvermogen. In de Eerste Mephistowals van Liszt, geïnspireerd op een fragment uit de Faustlegende, stroopt Matsujev zijn mouwen nog eens extra op. Als een steppewind raast hij over de toetsen: onwaarschijnlijk snel maar met een geweld waarvoor je de gang op zou willen vluchten, met een veilige deur tussen jou en het klavierbeest in.
Een pauze is niet voldoende om hem te resetten. Matsujev dendert door met knoertharde melodielijnen in een tere Étude-tableau van Rachmaninov en nog meer beukend machtsvertoon in een fuga, een rij preludes, de Tweede sonate. Een andere kant van de composities blijft braak liggen: dat van de menselijkheid, de warmte, de troost.
Ja toch, even is het er allemaal. In de laatste van zijn vijf toegiften, een improvisatie op Duke Ellingtons Take the a-train en Caravan, laat Denis Matsujev horen dat hij subtiel swingende jazz kan combineren met de hoogste pianistiek. Eindelijk.   
Liszt, Rachmaninov. Denis Matsujev. Amsterdam, Concertgebouw, 30/9.
de Volkskrant, 1 oktober 2012