zondag 5 juli 2015

Tintomara, gelaagde koperblazers-cd van Wim van Hasselt en Jörgen van Rijen

 
Jarenlang kon je ze rechtsachter zien zitten op het podium van het Concertgebouw: Wim van Hasselt en Jörgen van Rijen, trompettist en trombonist in het Koninklijk Concertgebouworkest. Die tijd is voorbij. Van Hasselt nam vorig jaar afscheid van het orkest. Hij is verhuisd naar Freiburg, waar hij docent is geworden aan de Musikhochschule.
Wim van Hasselt

Jörgen van Rijen
Ze komen weer even samen op de cd Tintomara, genoemd naar een compositie van de Zweed Folke Rabe. Die verwijst weer naar een tweeslachtige figuur uit The Briar Rose Book van Jonas Love Almqvist, alsof Rabe met de keuze voor trompet en trombone twee kanten van eenzelfde personage wil laten horen. Dan heeft hij het getroffen met Van Hasselt en Van Rijen. Als Van Hasselt zijn toon laat wegsmelten, kiest Van Rijen dezelfde intensiteit, dezelfde directheid, dezelfde zwaarte, en omgekeerd - als raspaarden uit hetzelfde nest.

Hun cd is een bonte staalkaart van originele stukken en bewerkingen, die loopt van de 17de eeuw tot nu.

Van oorsprong vocale duetten van Henry Purcell laten ze tintelen van verwachting, alsof de onderliggende tekst meezingt in de trompet- en trombonelijnen. Niet alle composities zijn even sterk, maar One trumpet, een werk van Martijn Padding uit 2000, boort een enorme hoeveelheid speelmanieren aan. Desondanks krijg je niet de indruk dat je luistert naar een gereedschapskist vol technische trucs. Er ontstaat een ritmische beweging die je pakt en tot het einde toe vasthoudt.

Ook Slipstream, van Florian Magnus Meier, is een gelukkige keuze, geschreven voor trombone en loop station: Jörgen van Rijen neemt een fragment op, dat als een loop wordt herhaald. Hij voegt lagen toe, maar zet ook lijnen stop. De indruk ontstaat dat er een veelheid aan instrumenten speelt, in een idioom dat loopt van mechanische metal tot balkanritmes. Uiteindelijk ontspoort het stuk en spatten de loops uit elkaar.

De cd eindigt met een kermisstuk van Jean-François Michel - een feestelijke rondedans door mannen die duidelijk pret hebben in het samen muziekmaken.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 18 maart 2015

Wim van Hasselt en Jörgen van Rijen
Tintomara
Channel Classics


maandag 22 juni 2015

Richard Goode vergde met Beethovens laatste sonates het uiterste van zichzelf. En van zijn luisteraars.



foto: Steve Riskind

Richard Goode had voor zijn vijfde optreden in de serie Meesterpianisten een programma samengesteld dat verder ging dan de concerten die hij eerder in Nederland gaf. Met Beethovens laatste sonates, opus 109, 110 en 111, vroeg hij het uiterste - van zichzelf, maar ook van zijn luisteraars. De composities vormen samen één epische zwanenzang: Beethovens definitieve afscheid van de pianosonate. Vooral de laatste sonate spreekt tot de verbeelding. Thomas Mann gebruikte in zijn kunstenaarsroman Doktor Faustus het slotdeel Arietta als metafoor voor een Ende ohne Wiederkehr. Schiller noemde de sonate een symbool van het voortreffelijke. 
De raadselachtige opbouw van de werken vormt een belangrijk deel van hun aantrekkingskracht. Beethoven laat zijn frases als gedachtensprongen heen en weer flitsen. Hij breekt ze onverwacht af en gaat op een ander spoor verder. Pas als een musicus je in dat labyrint van gedachtenflarden bij de hand weet te nemen, valt alles op zijn plaats. Dan kun je even het gevoel krijgen dat je oog in oog staat met het Hogere.

Van Richard Goode mag je verwachten dat hij die ervaring kan oproepen. Jarenlang heeft de Amerikaan zich beziggehouden met de sonates, niet alleen met de laatste, maar met de complete serie van 32 stuks. Hij heeft er colleges over gegeven en ze integraal op cd gezet. In de serie Meesterpianisten hoorden we hem in Schubert, Schumann, Chopin, Debussy, Bach en een enkele sonate van Beethoven: stuk voor stuk concerten waaruit hij tevoorschijn kwam als een weloverwogen musicus - eerder een denker dan een impulsieve klavierleeuw. Er is nog een punt waarmee hij als Beethovenvertolker hoge ogen gooit: hij is geen mooispeler. Als het zo uitkomt, laat hij een klank knarsen als een korrel zand tussen je tanden.

Zijn opus 109 opende in een gewijde sfeer. Als een stil gebed neuriede Goode een korte passage voor zich uit. Hij maakte een abrupte overgang naar woeste arpeggio's en kwam uiteindelijk terug bij het serene landschap van het begin. Met die fraai uitgewerkte mijmeringen had hij een belangrijke troef in handen. Beethoven was in de periode waarin hij de sonates schreef bezig met zijn Missa Solemnis. De religieuze sfeer van de mis loopt in de pianowerken verder. Er is een citaat van Bach, 'Es ist vollbracht'. Er zijn fuga's en trillers die zo lang doorgaan dat je ze als een waas ervaart - een onwerkelijke blik in een dimensie zonder ruimte of tijd. Goode gunde zijn publiek die blik. In de variatiereeks waarmee de sonate afsluit, nam hij risico's: zijn hoge tempi waren op het randje van speelbaar. Vervolgens leverde opus 110 een glasheldere fuga op, die dwars door Beethovens dwaalmanoeuvres heen koers hield. 
En toch ontbrak er iets wezenlijks. Basnoten kregen te weinig articulatie, ritmische figuren zwalkten. In het Arietta, het slotdeel van opus 111, tastte onder de trillerwaas een motiefje doelloos rond. Het verhevene kreeg geen tegenwicht, de korrel zand tussen je tanden ontbrak. Aan het slot van de avond bleef je achter met het gevoel dat je bijna tot de kruin van een boom was geklommen maar de takken onder je voeten voelde afbreken.

Richard Goode in de serie Meesterpianisten. 15/3, Concertgebouw Amsterdam.

BEETHOVENS PIANOWENSEN
Hoe een piano moest klinken in de oren van Beethoven, ging zijn eigen fantasie te boven.
Beethoven was vrijwel doof toen hij zijn laatste sonates schreef, maar hoe een piano moest klinken, daar had hij uitgesproken ideeën over. Groot moest de klank zijn, met een toon die doorklonk tot lang na de aanslag. Aan de zes octaven van de instrumenten van zijn tijd had hij niet genoeg. Hij spoorde bouwers in Wenen, Parijs en Londen aan haast te maken met de ontwikkeling van het prille instrument. De fortepiano uit zijn jeugd, met een klank die nog dicht tegen de lichte toon van het klavecimbel aan leunde, had voor hem afgedaan. De sonates die hij in zijn beginjaren schreef, pasten hem niet meer. Beethovens fantasie ging snel, sneller dan de bouwers konden bijbenen. Bezoekers van zijn concerten zagen snaren die aan flarden werden gebeukt en geknakte hamers. De nieuwste ontwikkeling kwam van een Engelsman, Broadwood. Zijn instrument had meer volume dan de Erard die hij in huis had en die was bezweken tijdens het componeren van het Vijfde pianoconcert. Beethoven was euforisch: 'Het instrument omvat zes hele octaven, de klank is vol, mooi en krachtig - majesteitelijk in de laagte, zangerig in de hoogte.' Dat enthousiasme duurde niet lang. Met zijn hoofd in een koepel boven de piano ving hij net genoeg op om te horen dat ook de Broadwood het niet haalde bij het instrument dat hij in gedachten had. De Steinway waarop Richard Goode speelt, voldoet aan minstens twee van zijn wensen: hij heeft meer dan zeven octaven en een bulderkracht waarvan Beethoven alleen kon dromen.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 17 maart 2015

Judith van Wanroij en Barbara Kozelj: vlezig ontmoet superslank


Judith van Wanroij



Judith van Wanroij is druk met haar optredens bij De Nationale Opera. Barbara Kozelj reist met het Boedapest Festival Orkest naar Abu Dhabi. Beiden zingen ze in Die Zauberflöte - twee producties van dezelfde opera van Mozart. Tussen de voorstellingen door ontmoeten ze elkaar voor een duorecital in het Muziekgebouw aan 't IJ. Ze worden net niet gecast voor de grootste rollen; dat biedt kansen voor programmamakers. Met twee solisten, de een sopraan, de ander mezzo, kun je avontuurlijkere concerten samenstellen dan met één peperdure wereldster.
Barbara Kozelj
Neem het liefdesduet 'Pur ti miro' van Monteverdi. Judith van Wanroij opent en Barbara Kozelj, zichtbaar zwanger, beantwoordt haar strelende woorden. De stemmen slingeren om elkaar heen als lichamen tijdens het liefdesspel. Aan het slot vallen ze met elkaar samen tot een fluisterend eensgezinde toon. Thomas Beijer begeleidt op de piano met teer getekende lijnen.

De mezzostem van Kozelj is iets vleziger dan de superslanke sopraan van Van Wanroij, maar ze kiezen dezelfde timing en over de opbouw van een aria zijn ze het volmaakt eens. Hoe verschillend de karakters van hun stemmen zijn, hoor je in de sololiederen: in de lange bogen die Kozelj maakt in 'Mi lusingha' uit Händels Alcina, en in 'Se il padre perdei', met roerende eenvoud gezongen door Van Wanroij, die zo terugblikt op haar eerste grote rol bij De Nationale Opera: Ilia in Mozarts Idomeneo.

In hun toegift, 'Die Schwestern' van Brahms, gaan ze als identieke tweelingen gelijk op, tot ze vallen voor dezelfde man. Met Van Wanroijs hand op Kozeljs buik nemen ze afscheid: knipoog van twee zangeressen, elk onderweg naar de eigen glansrijke carrière.
Monteverdi, Händel, Mozart, Dvorák, Smetana. Judith van Wanroij, Barbara Kozelj, Thomas Beijer. 13/3, Muziekgebouw aan 't IJ, Amsterdam 
Biëlla Luttmer 
de Volkskrant, 16 maart 2015

Opperste eenvoud maakt Sulla Lira aantrekkelijk



Alleen al om naar te kijken zijn ze schitterend: de lira de braccio en de lirone, instrumenten waarmee zangers zich rond 1600 in het noorden van Italië begeleidden. De ingewikkelde polyfonie, met zijn lijnen die elkaar kruisten, was uit de mode geraakt. In plaats daarvan kwam de seconda prattica op, met eenvoudige melodieën die werden gezongen en begeleid 'op de wijze van Orpheus'.

De beroemdste vertegenwoordiger van deze seconda prattica was Monteverdi, maar de musici van het Zwitserse ensemble Le miroir de musique laten een baaierd van andere componisten aan het woord: Demofonte, Saracini, Striggio, Caccini, de een sterker dan de ander. De kracht van deze opname zit hem in de eenvoud waarmee de solisten Maria Cristina Kiehr en Giovanni Cantarini de liederen zingen. Die doet in zijn opperste puurheid vaak kwetsbaar aan, maar juist dat maakt de uitvoeringen aantrekkelijk.
Le miroir de la musique
Sulla lira
Ricercar

Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 25 februari 2015

maandag 4 mei 2015

Cavalieri nodigt uit tot bewegen, woorden om te zetten in gestes

René Jacobs - zanger, dirigent maar de laatste decennia ook onderzoeker - voert je mee naar het Italië van de nadagen van de 16de eeuw. Het knisperde er van de belofte van een nieuwe tijd. De bidzalen, de oratoria, van Rome waren tot op zekere hoogte vrijplaatsen, plekken waar de straffe liturgische regels konden worden losgelaten. Er ontstonden experimenten voor nieuwe vormen van religieuze beleving. De eigen taal mocht de plaats innemen van het formele Latijn en nieuwe vormen van muziektheater kregen een kans - voorlopers van opera en oratorium.
Emilio de Cavalieri, geboren rond 1550, was hierin een belangrijke speler. Hij was diplomaat, adviseur van de groothertog van Toscane, vertrouweling aan het pauselijk hof, maar ook danser en choreograaf. En componist. Ter ere van het jubeljaar 1600 schreef hij het theatrale Rappresentatione di Anima e di Corpo, een moralistische allegorie. Zo te horen bedacht hij zijn noten als een choreograaf. Grote delen van het werk zijn uitnodigingen om te bewegen, de woorden om te zetten in gestes.    

René Jacobs maakt de sfeer van verwachting uit Cavalieri's tijd mooi voelbaar. Hij laat het koor, en personages als de Ziel, de Wereld en een Beschermengel zingen met de eenvoud die de componist voorschrijft: zonder opsmuk. Alles stond in dienst van de tekst, maar Cavalieri maakt één uitzondering: de zielen in het Paradijs krijgen weelderige coloraturen toebedeeld. René Jacobs voegt daar een kritische knipoog naar het publiek aan toe. Ook Vita mondana, het wereldse leven, dat vooral vervuld is van zichzelf, laat hij uit de band springen met versierde noten die de ijdelheid van de mens illustreren.

De Akademie für alte Musik Berlin houdt zich aan Cavalieri's regel en maakt ruim baan voor de tekst, maar zodra de musici mogen uitpakken krijgen de noten een zwaai en raken ze los van het papier. Datzelfde geldt voor de koorzangers van de Deutsche Staatsoper Berlin en de solisten.

Eén klein minpuntje: de lange, gesproken inleiding van Avveduto en Prudentio klinkt wat gekunsteld. Dat is voorbij zodra de zangers gaan zingen. Dan kan de Rappresentatione di Anima e di Corpo in al zijn kracht losbranden.
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 25 februari 2015


René Jacobs
Emilio de Cavalieri: Rappresentatione di Anima e di Corpo
Harmonia Mundi

woensdag 29 april 2015

Sokolov live, roekeloos, stijlvast

Niets is gelikt bij Grigori Sokolov. Neem de eerste lijn van het stuk waarmee de pianist zijn nieuwe cd opent, Mozarts Sonate KV 280 - de minieme versiering die hij eraan toevoegt, komt er net niet gaaf uit. Toch is hij blijven staan op de liveregistratie van het concert dat Sokolov, nu 64, in Salzburg gaf tijdens de Festspiele van 2008.
Dat zegt iets over de Rus zelf en ook over het label, dat hem na meer dan twintig cd-loze jaren eindelijk heeft weten te strikken voor een opname. Live is bij Sokolov echt live. Geen combinatie van verschillende concertfragmenten, maar louter die ene opname van 30 juli 2008 in het Haus für Mozart. Zonder technische trucs en met een geluidskwaliteit die je niet eens vlekkeloos kunt noemen. Deutsche Grammophon, het gele kwaliteitslabel dat doorgaans op safe speelt, gaat helemaal voor Sokolov.

Aan de registratie die pas nu door de pianist is vrijgegeven, bevalt zelfs de rauwe opname. Vergelijk het met een zeldzame live-cd van een rockband die juist door de rafels in de techniek precies de sfeer pakt van het concert.

Sokolov speelde op die gedenkwaardige avond voor de pauze Mozart: twee sonates in dezelfde toonsoort F. Helder, bijna zonder pedaal en met een roekeloze drive die roept: kom maar op.

Na de pauze zijn er de 24 preludes van Chopin - beknopte weergaven van emoties die in één teug zijn opgeschreven en waarin Sokolov je heen en weer slingert tussen onverschrokken vechtlust en contemplatie, tussen kracht en kwetsbaarheid.

De toegiften, zes stuks, gaan van Rameau (Les sauvages) en Bach (de koraalbewerking van Ich ruf zu Dir, Herr Jesu Christ) tot Skrjabin (de twee Poèmes op. 69). Schitterend stijlvast en meeslepend gespeeld.

Sokolov is op 10 mei live te beluisteren in het Concertgebouw. Alleen zijn komst naar de serie Meesterpianisten ligt vast - het programma kiest hij pas op het laatste moment. Zeker na het beluisteren van deze cd ligt daar een buitenkans om deze fenomenale musicus live mee te maken. 
Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 4 februari 2015
Grigori Sokolov
The Salzburg Recital
Deutsche Grammophon

Spannende texturen van La rêveuse


De liefde van Georg Philipp Telemann voor de viola da gamba is goed te horen op de nieuwe cd van het Franse ensemble La rêveuse. Zeker in de fluitsonates combineert de hese, omfloerste laagte van de gamba’s schitterend met de milde traverso. Daar tegenover staan de tintelende tokkelklanken van het klavecimbel en de theorbe in de bassocontinuopartij, zodat een boeiende balans van texturen ontstaat. La rêveuse – de naam komt van een compositie van Marin Marais – toont het creatieve vernuft van Telemann, met melodielijnen die zich in paren bewegen en telkens van combinatie en dus van kleur verschieten. Invloeden van volksmuziek uit Polen en Tsjechië vermengen zich met fuga- en contrapuntstaaltjes tot avonturen waarvan je met kleine teugjes geniet.

Biëlla Luttmer
de Volkskrant, 4 februari 2015

La rêveuse
Telemann
Mirare